Natuurlijk tuinieren
Tuintermen
Aan het begin van het jaar legt u de basis voor de rest van het tuinseizoen. Zaad wordt besteld, jonge plantjes ingekocht en de zaaibakken schoongemaakt. Succesvol tuinieren is niet mogelijk zonder wat kennis van zaken. Natuurlijk, er komt ook een heleboel geluk en mooi weer bij kijken. En tuinieren is een kwestie van vallen en opstaan, ervaring opdoen en daar die ervaring wijzer worden. Maar als u aan het begin van uw tuincarriére al enigzins van de hoed en de rand weet is dat toch mooi meegenomen?
Aanaarden.
Aardappelen, prei, mais, ze hebben alle baat bij aanaarden. Aanaarden wil zeggen dat u een laagje aarde ophoopt rondom het gewas. Bij prei doet u dat om extra lange witte schachten te krijgen, aardappelen worden hierdoor gestimuleerd om zich beter te ontwikkelen en mais komt steviger te staan en zal dus minder makkelijk omwaaien.
Compost
Al het tuinafval (grasmaaisel, bladeren, snoeihout, onkruid) kan verwerkt worden tot compost. Compost wordt ook wel het Zwarte goud genoemd, omdat het van onschatbare waarde is voor het op peil houden van de vruchtbaarheid van de grond. Een goede composthoop wordt opgebouwd in laagjes, afwisselend groen, zacht materiaal (gras, groente- en fruitafval, onkruid) en bruin, koolstofrijk droog materiaal, zoals gehakseld snoeiafval. Eventueel kan ook paardenmest aan de composthoop worden toegevoegd. Paardenmest is een warme mest die voor extra hitte zorgt in de hoop.
Enten.
Een techniek die veel wordt toegepast bij de vermeerdering van fruitbomen. Op een onderstam wordt een stukje tak met knop vastgezet van een andere plant. De beide delen vergroeien met elkaar en leveren samen een nieuwe plant op. De onderstam is bepalend voor het groeitempo van de plant, de ent levert het gewenste ras. Appelbomen worden allemaal op deze manier vermeerdeerd. Appels komen niet soortecht uit zaad terug en om toch weer dezelfde lekkere appels te kunnen kweken, wordt een tak van de appelboom met goede, lekkere appels geënt op een onderstam die de gewenste groeikracht levert.
Humus.
Planten- en dierenresten die achterblijven in de tuingrond, verteren na verloop van tijd vrijwel volledig. Dat is mooi, want wat overblijft is pure humus. Humus wordt opgeslagen in de bodem. Het komt slechts zéér geleidelijk beschikbaar als voeding voor planten. Humus is zeer goed in staat om voedingsstoffen langere tijd vast te houden en las het moment daar is aan de planten af te staan. De voorraad humus moet wel op peil worden gehouden door het regelmatig toedienen van organische materiaal als compost en stalmest.
Kiemduur.
De kiemduur is de tijd die het zaad nodig heeft om te ontkiemen. De kiemduur is per gewas verschillend. Tuinkers bijvoorbeeld kiemt al na 1 of 2 dagen, tomatenzaad kiemt na een dag of 5 en veldsla is tamelijk traag met een kiemduur van ongeveer 2 weken. Informatie over de kiemduur per gewas kunt u vinden in de catalogi van zaadhandelaren, op de zaadzakjes en in handboeken over tuinieren.
Mulch.
Vanaf het late najaar kan, ter bescherming van de bodem, een laag organisch materiaal aangebracht worden op de vrijgekomen bedden in de moestuin of tussen de planten in de siertuin. Deze laag kan bestaan uit stro, hooi of ander materiaal van organische oorsprong. Het aanbrengen van een mulchlaag heeft tal van voordelen. Zo beschermt de Mulch de grond tegen weersinvloeden, levert het voedingsstoffen aan de ondergrond en houdt het onkruidgroei tegen. Hoe goed mulchen ook is, tegen het eind van de winter kunt u de mulchlaag het beste verwijderen. De grond moet immers de gelegenheid krijgen om weer op te warmen.
Organische mest.
Mest van plantaardige of dierlijke oorsprong noemen we organische mest. Dit in tegenstelling tot kunstmest dat van chemische oorsprong is. Kunstmest wordt direct door de plant opgenomen en werkt snel. Het effect duurt echter maar kort. Organische mest geeft de daarin aanwezige voedingsstoffen slechts langzaam af en voedt niet de plant, maar verrijkt de bodem. Daar het stelselmatig toepassen van organische mest en compost verbetert de structuur en voedingstoestand van de grond.
Stikstof.
Een plant heeft, net als een mens, voedsel nodig om te kunnen voortbestaan, Stikstof, aangeduid met N is een van de belangrijkste voedende elementen voor de plant, naast fosfor (P), kalium (K) en magnesium (Mg). Stikstof haalt een plant onder andere uit compost en stalmest. Hoewel het in de lucht stikt van de stikstof kunnen planten die stikstof niet opnemen. Bepaalde bacteriën in de bodem zijn daartoe wel in staat. Veel van deze bacteriën hebben de wortels van vlinderbloemige planten nodig om op te kunnen leven. Als dank voor het aangenaam verpozen binden zij stikstof en lebveren dit aan de plant. Zelfs als de plant dood is, gaan de bacteriën door met het binden van stikstof. Moestuinders maken hier dankbaar gebruik van door van hun vlinderbloemige gewassen als doperwt, peul en boon na de oogst niet de wortelkluit te verwijderen, maar deze in de grond achter te laten. Een volgende teelt kan dan weer optimaal profiteren van de stikstofreserve die door de bacteriën is vastgelegd.
Vruchtwisseling.
Voorwaarde voor een moestuin zonder ernstige ziekten of plagen. Zeer in het kort het hier op neer. De gewassen in uw moestuin zijn te verdelen in verschillende gewasgroepen: bladgewassen, vruchtgewassen, wortel- en knolgewassen, aardappelen, peulvruchten en koolgewassen. Elk jaar geeft u deze gewasgroepen een andere plek in de tuin. Waar in het eerste jaar bijvoorbeeld bladgewassen stonden, zet u in het tweede jaar de vruchtgewassen, in het derde jaar de wortel- en knolgewassen en zo verder. Niet elke opvolging is even geschikt. Moestuinhandboeken kunnen daarover uitsluitsel geven. Een 4-jarige vruchtwisseling, waarbij de gewasgroepen eens in de 4 jaar weer op hun oorspronkelijke plek komen, is het minimum. Beter is het om te kiezen voor een 6-jarige regime.
Winterklaar.
De tuin vooral niet winterklaar maken, past helemaal in de missie van natuurlijk tuinieren te stimuleren. In het gevallen blad houden beestjes ervan om in de beschutting van die herfstige deken een plekje te zoeken. Wie nu fanatiek al het gevallen blad opruimt, gooit ook de beestjes op straat. Terwijl die beestjes in het voorjaar en de zomer nuttig zijn bij de bestrijding van bijvoorbeeld de bladluis. Want zwarte grond is een openwond. Die kan uitdrogen en uitputten, terwijl een begroeide grondvoedsel en bescherming biedt.
Zaaibed.
Gewassen die veel tijd nodig hebben om tot ontwikkeling te komen of vaak slechts onregelmatig opkomen, kunt u buiten voorzaaien op een zaaibed. Op die manier kunt u wat dichter op rijtjes zaaien en nemen de gewassen tijdens de kiemperiode niet zoveel ruimte in. In de tussentijd kunt u de gewone bedden in de moestuin nog gebruiken voor een korte, vroege teelt en kunnen op het xaaibed de jonge plantjes zich op hun gemak ontwikkelen tot goed verplantbare exemplaren.
WZZO © 2015 • F.H.M. Schoot Uiterkamp