de vondelier nr. 1 2011

Remco Visser: remcovisser01@cs.com

Rondknopmijt in zwarte bes !

In deze tijd zie je in sommige zwartebessenstruiken

grote, ronde knoppen aan de takken.

Alarm !

Dit komt door de besserondknopmijt: een heel klein spinachtig beestje.

In zo’n dikke ronde knop bevinden zich duizenden van deze

rondknopmijten. Van maart tot juli, als de knoppen uitlopen,

verspreiden ze zich over de hele struik.

Daarbij kunnen ze het brandnetelbladvirus overbrengen.

Deze aantasting begint meestal bij een tak en is te herkennen aan de

grofgezaagde bladranden. Zieke takken laten hun bessen vallen.

Je kunt het beste alle dikke ronde knoppen verwijderen

en afvoeren in het restafval thuis.

Na vier jaar lang tuin 52 te hebben gedeeld met Joke ben ik

voor mezelf begonnen op tuin 1. Daar staat een prachtig

huisje met uitzicht op de Hekslootpolder en een zwembad.

Niet dat ik naar een zwembad verlang, want ik wil er bonen en

aardappels zetten! Maar na een periode van vorst en sneeuw maakt

de tuin behoorlijk veel water. Ook het slootwater staat hoog en het

achterliggende weiland is helemaal ondergelopen. ‘Het

water kan hier moeilijk weg,’ zegtWillem Wierda, de

vertrekkende tuinder. Ik ga dus wonen in een natte

tuin. Die zal ik dan toch moeten zien droog te leggen

voordat ik er nieuw genot kan vinden.

Ik neem afscheid van oude buren en schud nieuwe de hand.

Als je meer WZZO-leden wilt leren kennen moet je eigenlijk zo nu en

dan verhuizen. Ik krijg een hoop goede raad. De een adviseert geulen

graven, een ander drainage, een derde zegt: ‘Koop grond.’

Zelf voel ik het meest voor de “methode-Karel”, want ik heb hem de

afgelopen jaren bezig gezien op ons complex en mijn handen jeuken

om zelf ook eens zo’n ‘metrostation’ te graven.

Kan ik dat?

Reserves heb ik, want als ik de diepte in ga, zal ik een dikke kleilaag

tegenkomen – die heb ik al opgespoord met de grondboor – en

graven in klei is natuurlijk een ander verhaal dan de bovenlaag van

de tuin omwoelen, zoals ik tot nu toe heb gedaan.

Maar ik moet het in elk geval proberen. Omdat ik denk dat het de

beste aanpak is en omdat ik… ja, domweg omdat ik er zin in heb.

Begin februari maak ik een begin. Ik graaf dertig centimeter diep.

De volgende dag staat er vijftien centimeter water in. Dit leert me dat

het project niet onderbroken mag worden; het moet in één keer af.

Op 8 februari wil ik een poging wagen. De dagen ervoor zijn winderig

en grotendeels droog verlopen, dan volgt een zonnige, mooie dag.

Met brood en een thermosfles thee vertrek ik tegen tien uur naar de

tuin. Maar ik ben niet de eerste. Karel staat al in mijn kuil te scheppen.

Sinterklaas en de Kerstman samen hadden niet meer welkom kunnen

zijn. En kunnen die zo goed met de steekspa en de spitvork overweg?

Geef mij Karel maar! Hij heeft de kuil in tweeën verdeeld;

een poosje graven we eendrachtig naast elkaar. Dan arriveert Gerard.

‘Ha Gerard!’ groet Karel. ‘Kom je helpen? Het is gratis.’

Gestaag gaan we de diepte in – vooral Karel, dat moet gezegd.

Hij is al bezig met de kleilaag en schept grote brokken omhoog.

Rond twaalf uur heeft hij de bovenlaag verwijderd, ongeveer

40 centimeter klei, één steek oud gras en twee steek vruchtbare

veengrond. Spitten is tijdreizen en een foto laat dit zien.

De band in het midden, met de blauwzweem, is klei. Veen is bruin en

bevat onverteerde rietdelen. Spannend om te zien, maar het kost

veel energie. Het diepe deel van de kuil kan

opnieuw gevuld worden. Ik heb wilgensnoeisel van Jos en Simone en

tweederde van een gerooide vlierbes verzameld.

Maar zo’n kuil is een hongerige muil. Yvonne levert meer materiaal, keurig

gebundeld en een berg rozensnoeisel. Het gaat er allemaal in en daarop vier

kruiwagens met snippers. Dan is het tijd voor de lunch.

’s Middags spit ik in mijn eentje verder, want ik wil ook die fijne

veengrond naar boven halen; daar kan ik mijn toekomstige

bessenstruiken mee vertroetelen. Yvonne haalt de rest van de vlierbes

van tuin 52: stammen en dikke takken. Ook links en rechts van

heerst een gezonde werklust. Margot ruimt tuin 90 op en brengt mij

stronken en coniferen, want de muil gaapt alweer.

Staand in het gat maak ik een foto van Gijs, op tuin 2.

Gijs levert een dode appelboom. Ik sta bepaald niet met lege handen

als ik om kwart over vijf een punt achter het spitwerk zet.

Maar ook deze tweede helft moet ik zorgvuldig vullen en aanstampen.

Dat wordt een flinke klauterpartij, erin en eruit en zo op het eind van

deze dag valt me dat vies tegen. Ik zet de stammen rechtop tegen

de wand op de eerste laag takken, zodat ik ze kan pakken als ik

beneden ben. En dan verschijnt Arie, een van mijn oude buren.

Hij reikt me armenvol hout aan. Langzaam kom ik weer een beetje

hoger te staan. Het ruikt ook lekker, dankzij de coniferen.

Toch een beetje Kerstmis.

Om half zeven – het is al aardig donker- word ik door Erik gevonden bij het hek.

‘Zeg, kom jij al naar huis?’

‘Nog één kar snippers,’ zeg ik fanatiek. Erik maakt mijn gereedschap schoon.

Ik sluit af en vertrek op de fiets naar huis. Nu is het afwachten wat het effect van

deze actie zal zijn, maar de eerste winst is binnen, want ik kijk terug op een heerlijke

dag. Ik heb een avontuur beleefd. En wat ben ik goed geholpen !

Mensen, bedankt voor jullie aanmoediging en hulp!

Als ik die bergen grond heb uitgeharkt kan ik… nou ja, mijn sla en

uien toch algauw een paar centimeter hoger planten dan eerst!

                                                                                             Carla

Op de vraag uit “De Vondelier” nummer 8-december 2010,

zijn diverse antwoorden binnengekomen.

waarbij helaas geen goede.

Zoals bekend, mag degene op wiens tuin de desbetreffende foto genomenis, uiteraard die ronde niet deelnemen.

De plant op de foto is genomen op de tuin van Henk Philippo en was de “Asperge”.

De nieuwe prijsvraag:

“Welke dier ziet u hier” ?

(de foto komt van een van de commissieleden).

Denkt u het juiste antwoord te weten op deze vraag, zet het dan op

papier samen met uw naam en tuinnummer en stop uw antwoord

in postbusnummer 80 op ons tuincomplex.

Of mail uw antwoord naar het volgende e-mail adres

schne433@planet.nl         (vergeet uw naam en tuinnummer niet).

Uit de goede inzenders wordt een winnaar/winnares getrokken

en zij/hij ontvangt de prijs die door het bestuur ter beschikking

wordt gesteld.

Meerdere inzendingen zijn toegestaan.

De waardebon voor een zak tuin- pot en/of zaaiaarde ontvangt u van

de commissie, die alle inzendingen bestudeert, t.w. Gerard, Yvonne

en Cocky. Deze waardebon kunt u inwisselen in onze tuinwinkel.

Wij kijken uit naar uw oplossing. Heel veel succes ! !

De winnaar/winnares van deze prijsvraagoplossing

zullen wij in de volgende uitgave van “De Vondelier” vermelden,

samen met onze nieuwe vraag.

                                                                                        Cocky.

Voor de moestuinder geeft de teelt

van uien meestal weinig problemen.

Het gaat dan meestal om de plantui, soms ook nog wat sjalotten.

Nu is het aanbod van plant- en zaaiuien inmiddels zo groot,

dat je met een beetje goed combineren het hele jaar door uien

van eigen tuin kunt eten.

Uien niet te rijk bemesten, zeker niet met verse stalmest.

De geur van de mest trekt n.l. de uienvlieg aan

Wel kun je gedroogde organische mest of compost

aan de grond toevoegen

Vruchtwisseling is heel belangrijk

Hoe doe je dat?

Allereerst zijn er een paar regels die gelden voor de teelt van alle uien:

Plantui:

In januari kun je een paar plantuitjes binnenshuis in een pot zetten.

Ze gaan snel uitlopen en al na een paar weken kun je het groene loof

gebruiken in een salade.

Een deel van de plantuitjes kunnen in februari in de platte bak of kas

gezet (verwachte oogst in mei), en in maart kunnen de laatste in de

volle grond geplant worden.

Oogst: zo’n beetje in augustus.

Deze plantuien zijn enkele maanden te bewaren in een koele,

donkere ruimte.

Daarnaast kun je gebruik maken van zowel plant- als zaaiuien om het

hele jaar door te kunnen oogsten.

Zaaiui:

De zaaiui kun je pas later oogsten, maar is wel langer te bewaren. Zaaien in maart direct in

de volle grond, in september oogsten. Goed laten drogen.

Winterui:

Dit is eigenlijk een gewone zaaiui die al in augustus wordt gezaaid zodat er in juni

geoogst kan worden. Het liefst telen op ruggen, i.v.m. natte winters.

Stengelui:

Plant en teelt lijken op prei, alleen heeft de stengelui ronde bladeren. Vanaf januari binnen

voorzaaien en later uitplanten in de volle grond.

Het beste vers te eten, lekker in sla. Als je later zaait, kunnen de uien op het land

overwinteren als het niet al te streng vriest.

Reuzenui:

In januari binnen voorzaaien, kunnen wel een kilo zwaar worden!

Niet lang te bewaren.

Voorjaars-, bos- of slauitje:

Houdt een beetje het midden tussen een stengelui en bieslook. Ik zaai zelf elk jaar een

rijtje, omdat ik het (loof en ui) heerlijk vind in de sla. Kan lang in de grond blijven staan.

Egyptische ui:

Kan 3 tot 4 jaar op dezelfde plaats blijven staan.

De uitjes worden gevormd aan de top van de stengel, en zijn scherp van smaak.

Kunnen zowel in voor- als najaar geplant worden.

De humuslaag of het groeimedium

Humus wordt in het kort omschreven als

door microflora en microfauna afgebroken,

dood plantaardig en dierlijk materiaal.

Maar dat is een beetje te simpel benaderd.

Humus is veel meer.

Het bestaat vrijwel altijd en voor het

overgrote deel (net als levende wezens)

uit koolstof, want alle levensvormen

zoals wij die kennen zijn met koolstof

als basis opgebouwd.

Als dat leven komt te overlijden wordt dat

alles weer afgebroken.

Dan komt die koolstof vrij en wordt

door het bodemleven ingebouwd in

redelijk afbraakbestendige,

ingewikkelde verbindingen.

Er zijn wetenschappers die humus als een

aparte levensvorm zien.

Humus is een van de dragers van het leven

op aarde en het wordt overal gevormd

waar er maar enigszins mogelijkheden

toe bestaan.

Wat wordt opgebouwd, wordt ook weer afgebroken

Het leven functioneert als een gigantisch recyclingproces:

het terugwinnen van grondstoffen uit afval.

Recycling geeft een enorme besparing qua energiegebruik en waar

het grondstoffen betreft. In de natuur wordt alles opnieuw gebruikt.

Daar bestaat geen onbruikbaar afval. Er gaat niets verloren.

Dat komt alleen voor bij onze nog onvolkomen productieprocessen.

Recycling is ook iets anders dan hergebruik.

Bij recycling worden grondstoffen uit afval teruggewonnen,

bij hergebruik worden afvaldelen in hun geheel opnieuw gebruikt.

Een kunstenaar die met gevonden afvalmateriaal nieuwe

kunstwerken creëert, doet dus aan hergebruik en niet aan recycling.

Zoals gezegd wordt in de natuur alle afval tot op moleculair niveau

afgebroken en weer in nieuwe samenstellingen verenigd.

Samenstellingen die op hun beurt ook weer omgezet kunnen worden,

net zo lang tot er een stabiele stof ontstaat die planten en ontelbare

kleine levende organismen ontzettend veel te bieden heeft.

Daarmee bedoel ik de humus.

Dat afbreken van gestorven levende wezens gaat in de natuur

razendsnel. Van een dood hert dat ergens in het bos ligt, is na

veertien dagen al bijna niets meer te vinden.

Eerst komen er grote aaseters op af, daarna steeds kleinere creaturen

die het fijnere werk voor hun rekening nemen.

Dat zijn dan nog steeds organische stoffen die door organische wezens

worden opgenomen, verteerd en in die vorm weer uitgescheiden.

Dat zijn er duizenden: pissebedden, duizendpoten, regenwormen enz.

Maar daarmee is het proces nog niet afgelopen.

Er gebeurt daarna iets bijzonders.

Vervolgens worden die verteerde resten namelijk weer verder

opgenomen en omgezet door schimmels, bacteriën, enzymen enz.

Die breken die stoffen af tot op mineraal, moleculair niveau.

De oorspronkelijk organische stoffen worden dus uiteindelijk

omgezet in anorganische stoffen, in een vorm die weer gemakkelijk

opgelost in water door planten kan worden opgenomen.

Planten nemen dus geen organische resten uit de bodem op,

maar anorganische deeltjes, alsof die zo uit de rotsen zijn losgeweekt.

Maar in dit geval al wel voorgekauwd en voorgeleefd.

De heerlijk naar bosgrond geurende humus is dus zowel eindproduct

(voorzover het de weer voor planten opneembare deeltjes betreft)

als een voortdurend in omzetting verkerend levend geheel.

Het is zowel eind- als beginpunt van een gesloten levende cyclus,

het zogenaamde trofiesysteem.

Wordt vervolgd

                                                                              M. W. Th. Meijer

Op het moment van schrijven ben ik net weer hersteld

van de Mexicaanse Griep met alle complicaties erbij.

Zeg nooit meer dat je de griep hebt bij een simpele verkoudheid,

griep is echt griep en dan piep je wel even anders, letterlijk!

Ik hoorde onlangs, dat onze voorzitter het ook stevig te pakken heeft

en wens hem een voorspoedig herstel vanaf deze plaats.

Vorig jaar december schreef ik in mijn stukje over een stelletje idioten

die “’s winters in de vrieskou een berg takken staat te versnipperen...”,

nou, ik kan er zo dus twee noemen die flink de rekening gepresenteerd

kregen. Hoe is het de rest vergaan?

Onlangs heb ik weer even op de tuin gekeken, de afgelopen week

was het redelijk weer, de zon scheen én het was droog:

een bijzondere combinatie de afgelopen maanden.

Op een gegeven moment krijg je toch weer tuinkriebels.

De bestelde zaden zijn binnen, de pootuien en piepers eveneens.

De zaadbakken staan met tomatenzaad in de vensterbank te broeien

en we kunnen de plantjes wel de grond uitkijken.

Ieder jaar, zo rond februari, ben ik klaar met de winter.

Het heeft lang genoeg geduurd, de zon wint aan kracht, de dagen

gaan weer lengen.

Voorzichtig begint een vogeltje ’s ochtends al zijn aria te verkondigen,

die vond het ook té lang té stil geweest in de vroege ochtend.

Minder gecharmeerd ben ik van de krolse katers ’s nachts, die zich

ook weer laten horen, maar je kan niet alles hebben.

Werk aan de winkel, we moeten weer naar buiten, zon happen en de

broodnodige vitamines opdoen. Ik vind momenteel, dat alles er

buiten zo uitgeput, futloos en kleurloos uitziet.

Een tijdje kan ik die dorre zaaddozen, rode bessen, kale takken,

bruine grashalmen, het fletse gras, de boerenkool in de sneeuw en de

lege akkers nog wel waarderen, maar nu is het tijd voor wat anders.

Ik wil weer kleur op de wangen en kleur buiten om mij heen.

Eigenlijk is dat het “Keukenhof-gevoel”, dat vele mensen uit binnenen

buitenland met bussen naar Lisse doet trekken.

Iedereen wil weer kleur op het netvlies en snel wat!

Dan maar een paar centen besteden aan bus en entree, de Keukenhof

fleurt met u mee (hoe krijg je het weer verzonnen Fred!) Hoewel..…!

Nadenkend over en speurend naar een passende voorplaat voor deze

editie van De Vondelier, liep ik vandaag over het complex en maakte

welgeteld drie foto’s. Twee konden zo de digitale prullenbak in, ik

werd er niet vrolijk van. De derde is de foto op de voorplaat en

eigenlijk, los van mijn fotografische kwaliteiten uiteraard

(even een raam open zetten, het stinkt hier), is het een prachtfoto.

Daar hoef je als fotograaf weinig aan te doen. Even inkaderen, juiste

invalshoek van het licht opzoeken, scherpstellen en klikken maar.

Zelfs in februari is de uitgebloeide, dorre Hortensia een lust voor het

oog. Eigenlijk is het voor mij de enige plant, die rond deze tijd nog

iets te bieden heeft aan restanten van de afgelopen zomer.

Wat een prachtige kleuren bruin, oker, sepia, grijs en beige heeft de

Hortensia nagelaten aan ons, de overwinteraars. Als de verffabrikant

dat in potjes kan stoppen, ik zou mijn hele huis er mee insmeren.

Maar ja, komende zomer zijn wij weer in Italië en als de verffabrikant

die Toscaanse kleuren in een potje stopt smeer ik daar mijn hele huis

weer mee in, denk ik dan. Of dat grijsgroene van de olijfboom, dat

geel van het strand, dat prachtige blauw van de Griekse eilanden en

dat paars van de Franse Lavendel. Ja zeg, ik blijf niet aan de gang!

De verffabrikant springt daar commercieel gezien wel handig op in,

op dat “Keukenhof-gevoel” ieder voorjaar, evenals de bouwmarkten

en de “Klussen in Huis en Tuin”-programma’s.

Nee, dit jaar pak ik dat anders aan.

Ik stop alle kleuren van de regenboog in één potje en ga daar mijn

huis mee insmeren, dan heb ik alle kleuren bij elkaar: wit.

En hoef ik ook niet ieder jaar de binnenboel volgens de laatste trend

te schilderen, dan kan ik jaren voort en zijn wij goed modieus

verantwoord bezig, zal ik maar zeggen.

Wel doe ik dat met acrylverf, want de neus moet ook dit voorjaar

zeker niet verwaarloosd worden. Nu ik er zo over nadenk:

misschien is dat ook iets voor de tuin de komende jaren.

Witte boontjes, witte kool, witte witlof, witte champignons, witte prei,

witte rettich, witte radijs, witte uien, witte asperges.

Zonder de witte vlieg uiteraard! Dat wordt een mode(l)tuin dit jaar.

                                                                                                Fred